Hoofdstuk 9: De helikopters

Gerard en de Honoren waren al een paar uren op zee. ‘Ik verveel me.’ zei een Honoor. ‘Toen ik nog klein was wist ik wel wat te doen als ik me verveelde.’ ‘Wat dan?’ vroeg die zelfde Honoor weer.’ ‘Ik ging naar buiten, in dit geval het dek, ging liggen op een kussen…’ Toen stopte Gerard met praten want hij werd onderbroken. ‘Maar we hebben geen kussen.’ ‘Stil nou toch. Dat kussen is alleen zodat je hoofd niet pijn gaat doen. Maar het dek is niet zo hard als de buitenvloer. Daar redden we het wel zonder kussen. Waar was ik? Ik ging liggen op een kussen en ik keek naar de wolken. De meest rare, gekke of grappige vormen waren daarin te zien.’ ‘Wolken kijken? Saai.’ ‘Dat weet je niet. Je hebt het gewoon nog nooit gedaan omdat het je saai lijkt. Maar als je het een keer geprobeerd hebt, weet je dat het niet saai is.’ ‘Ik weet nu al dat het saai is.’ ‘Wedden dat jij straks van mening veranderd?’ ‘Ja. Maar… wel over of ik naar de wolken kijken leuk of niet leuk vind. Dat is flauw, als je het ergens anders over doet.’ ‘Ik was helemaal niet van plan om flauw te zijn. We spreken bij de weddenschap af dat flauw niet telt.’ ‘Afgesproken. Maar wat krijgt de winnaar eigenlijk?’ ‘Geen idee.’ ‘Gewoon voor de lol dan?’ ‘Oke. Kom maar mee naar het dek Honoren. Ik zal jullie leren wat je niet vervelen is.’ Achter Gerard aan liepen alle Honoren naar het dek. Gelukkig was er niemand aanwezig, ze mochten niet gezien worden. ‘Ga maar liggen en vertel me wie of wat er allemaal in de lucht zweeft.’ Gerard ging zelf ook liggen. Hij verveelde zich net ook. ‘Ik zie… een vis.’ ‘Ik zie een stoomboot.’ ‘Haha, ik zie jou.’ De meest grappige opmerkingen werden gemaakt. Eerst was dat niet zo, maar het werd steeds meer. Alleen kon de Honoor met wie Gerard een weddenschap had er niet van genieten. ‘Ik zie een wolk.’ zei hij verveeld. Gerard vond dat raar en hielp hem een handje. ‘Welke wolk is een wolk?’ begon hij. ‘Die.’ Gerard vond die wolk ook heel moeilijk. ‘Eh… we nemen wel een andere wolk. Kijk eens in de verte of je er een ziet.’ Hij keek even en zei toen: ‘Ik zie een helikopter.’ ‘Een helikopter? Dat is moeilijk. Die heb ik nog nooit gezien. Waar is hij?’ ‘Daar.’ Gerard keek naar de plek die de Honoor aanwees. ‘Daar? Hmmm… Wacht eens, wat is dat zwarte? Dat is… Dat is een helikopter!’ ‘Dat zei ik toch?’ ‘Wow, ik wist niet dat je echt bedoelde dat er een helikopter was.’ Toen vloog de helikopter over de boot heen en liet een briefje vallen. ‘Hee, die helikopter laat een briefje vallen. Vast voor jou.’ Gerard pakte het briefje dat was gevallen uit de helikopter. Eens even zien. Hij las het briefje hardop, dus alle Honoren konden het horen. ‘Geachte (of beter gezegd ongeachte) Gerard. Raad eens, met deze helikopter ben ik zo in de Amazone! See you later! Dick.’ Gerard was even geschrokken van het briefje. Daarna werd zijn gezicht langzaam boos. Hij maakte een balletje van het briefje en hield het zo stevig vast dat het scheurde. ‘Hoe komt hij in godsnaam aan die helikopter?’ ‘Eh… het is in hemelsnaam…’ verbeterde een Honoor. ‘WHATEVER! Ik doe zo mijn best, dit is het grootste avontuur van mijn leven! Ik heb allemaal gevaren doorstaan en hij komt gewoon met een helikopter! Een helikopter!’ Gerard barstte nog een tijdje uit. De Honoren gingen zich vervelen en deden wat Gerard tegen verveling deed toen hij klein was. Ze keken naar de wolken. Opeens zag een Honoor een tweede helikopter. En een derde. En een vierde. ‘Nog meer helikopters? Waar zouden die voor zijn?’ Gerard ging naast de Honoor zitten en de Honoor wees aan waar hij de helikopters had gezien. ‘Wat zijn dat nou voor helikopters? Wacht eens, gebruikten ze dat soort helikopters niet voor een luchtaanval op de vijand in de Tweede Wereld Oorlog? Toen zag hij een oude bekende. De slechterik Rik. ‘Is dat Rik? En wat heeft hij daar? Een bom? EEN BOM?! WE MOETEN HIER WEG! HIJ GAAT ONS AANVALLEN!’ ‘Hoe?’ zei een van de uit-hun-gedachten-opgeschrikte-Honoren. ‘Met de reddingsboot. Elk schip heeft er wel een. We moeten snel zoeken.’ Alle Honoren gingen op zoek, gelukkig was de reddingsboot niet ver. ‘Dit schip word zo aangevallen. Weg!’ Toen was een van de drie helikopters boven het schip en liet het een bom vallen. Alleen aan de verkeerde kant van het schip. Het schip was zo groot dat Gerard en de Honoren er geen last van hadden. Toen viel er een tweede bom. Die was al wat dichter bij Gerard en de Honoren. Snel gingen ze in de reddinsboot. Toen ze er in gingen merkten ze dat het een duikboot was. Ze doken snel met de duikboot onder water. ‘Snel wegwezen! Wie weet wat er met het schip gebeurd waar wij onderdeel zijn van een kettingreactie!’ Zo snel als een Honoor een duikboot kon besturen waren ze weg. Net op tijd. Want toen ging er een al eerder gelegde tijdbom af. Die explosie was zo groot, dat hij in de verte nog te zien was. Ook Gerard en de Honoren zagen het. ‘Gelukkig waren wij op tijd weg. Anders waren wij daar onderdeel van.’