Hoofdstuk 7: Avontuur op zee
Gerard en de Honoren rennen zo hard ze kunnen, de leider-Honoor met de baby in de hand. De mensen van het leger rennen ook zo hard ze kunnen. ‘Ik houd het niet lang vol zo.’ zegt de leider-Honoor. ‘We moeten ze afschudden. Heeft iemand een plan?’ Dan is het op het geluid van voetstappen na stil. Niemand heeft een plan. Dan komt er in Gerard wat op. ‘Ik heb een idee! We zijn in de westkant van België, dus de kant waar de zee ligt! Als we nou een boot pikken en de zee opgaan?’ ‘Straks hebben zij óók een boot.’ ‘We kunnen het proberen. De zee is hier niet ver vandaan. Ik heb ergens een kaart… Aaah, hier.’ Gerard bekijkt de kaart terwijl iedereen nog door rent. ‘Pfieuw, even het zweet van mijn voorhoofd… Ah, veel beter. Eens even kijken. Honoren, sla zo RECHTSaf!’ Gerard en de Honoren slaan rechtsaf met nog stééds het leger achter zich aan. ‘Zien jullie de zee al?’ begint Gerard weer. ‘ja.’ antwoorden twee Honoren. Met nieuwe moed door het zien van de zee snellen Gerard en de Honoren zich naar de zee toe. ‘Bijna, bijna!’ Het leger heeft door wat het plan is van Gerard. Ze pakken pijl en boog en schieten een opblaasboot kapot. Hij loopt helemaal leeg. ‘Snel, voor ze de andere kapot schieten!’ Gerard en de Honoren haasten zich naar de 2e opblaasbare boot. Wanneer Gerard erin springt was dat helaas zo’n harde plons dat Gerard in het water valt en de boot wegdrijft. ‘Snel, die andere! Die houten!’ Gerard en de Honoren gaan snel in de houten en drijven weg. Gerard roeit zo hard hij kan – het was een roeiboot – en ze verdwijnen in de verte. ‘Ik krijg ze nog wel.’ zegt de legerbaas boos. Maar makkelijk is dat niet. Hij weet niet waar Gerard en de Honoren op de zee naar toevaren…
‘Het is moeilijk om de weg op zee te vinden. Gelukkig heb ik een kompas bij me. We varen richting Amerika, is dat goed? Want daar ligt de Amazone. Eens even op mijn kompas kijken… Die kant op dus.’ ‘Maar zijn er op zee steentjes te vinden?’ vraagt de leider-Honoor. ‘Oei, daar heb ik niet aan gedacht…’ En alsof dat nog niet het ergste is. De baby-Honoor begon weer zijn pijn te voelen en huilde weer. Helaas. ‘Niet huilen. Straks vinden ze ons! Papa heeft je.’ Maar het helpt niets. ‘Zorg dat die baby ophoud met huilen!’ ‘Probeer ik!’ ‘ROTBABY! ALS JE NU NIET OPHOUD MET HUILEN WORDEN WE VOOR ALTIJD GEVANGENGENOMEN! JIJ, JE PAPA, JE VRIENDEN, IK, IEDEREEN!’ Ondertussen gebruikt papa-Honoor een zalfje voor de pijn. Dat gecombineert helpt zodat de baby stopt met huilen. ‘Eindelijk.’ zegt Gerard opgelucht en hij gaat weer door met roeien. Plotseling begint het wat harder te waaien. ‘Het begint wat harder te waaien.’ zegt een Honoor bang. ‘Dat is niks, joh.’ Maar de wind begint nóg harder te waaien. ‘Oke, dit wordt al lastiger, maar ik geef niet op.’ Dan begint de wind nóg harder te waaien. Steeds harder en harder. ‘Oke, dit houd ik niet meer. Help allemaal mee met roeien!’ Iedereen pakt roeispanen en begint te roeien. Maar de boot is niet krachtig genoeg. ‘GEEF ALLES WAT JE KAN! WE MOETEN UIT DEZE STORM KOMEN!’ Zelfs met zoveel roeiers is het te weinig. Heel even is het genoeg, maar de wind waait steeds harder en het is niet meer genoeg. De boot waait weg. ‘We vliegen over het water.’ zegt een Honoor die positief wil blijven. Dan valt de boot weer op het water. Er kwomt een grote plens en een de boot en een paar Honoren worden nat. De boot racet over het water. ‘De roeispanen!’ roept Gerard. Dat roept hij terecht, want de roeispanen vallen van de boot. Helaas neemt de storm die mee. ‘We mogen hopen dat de storm ons zover blaast dat we weer aan wal komen, anders zijn we er geweest! We kunnen niet meer verder roeien!’ Dan klinkt er een luid ‘kablaf’. De boot is omgeslagen en de Honoren en Gerard moeten zichzelf zien te redden. Gerard kan gelukkig goed zwemmen maar dat geldt niet voor de Honoren. Dat kunnen alleen volwassen Honoren. Snel pakt de leider-Honoor een groot deel van de Honoren maar een paar zakken onder water. Die kan de leider-Honoor niet meer dragen. Snel duikt Gerard onder water en duikt hij de verzonken Honoren op. Hijgend komt hij boven water. ‘Gelukkig, iedereen is nu gered. Maar we zullen zo niet ver komen. We moeten ergens heen. En mijn kompas? Die is weggedreven toen de boot omsloeg. Samen met de kaart. We zijn dus verdwaald. We weten niet waar we heen moeten om ons te redden. De storm is al gaan liggen, dus die zal ons niet duwen. We moeten een uitweg vinden anders zijn we er geweest. En snel, want we kunnen zo niet lang zwemmen!’ ‘We gaan die kant op! Ik denk dat we daarheen moeten.’ zegt de leider-Honoor. Gerard antwoordt: ‘Nee, we gaan die kant op.’ ‘We doen iene miene mutte. Goed?’ ‘Oke, maar wel eerlijk, hé?’ ‘Tuurlijk. Iene miene mutte, tien pot grutten, tien pot kaas, iene miene mutte is de baas, maar jij mag de baas niet zijn, want jij bent nog veel te klein. Die kant.’ ‘Dat is de kant die jij koos! Valsspeler!’ ‘Ik heb het echt eerlijk gedaan, hoor. En anders gaan we gewoon die kant op, die kozen we allebei niet!’ ‘Dat is ten minste eerlijk.’ Gerard en de leider-Honoor zwemmen naar recht vooruit. Na een tijdje worden ze moe. ‘Ik… ben moe…’ begint de leider-Honoor. ‘Ik ook…’ antwoordt Gerard. ‘Als we nu geen land tegenkomen weet ik het niet meer.’ ‘Ik ook niet.’ Dan horen Gerard en de leider-Honoor iets wat hun leven zou kunnen redden. Het is geen land, waar ze uit het water kunnen. Maar ze kunnen wel gered worden. Wat ze horen was… ‘Een schip! Dat kan ons aan boord nemen!’ ‘Wat je zegt.’ De leider-Honoor en Gerard zwemmen naar het schip. Wat ze nog niet hebben opgemerkt is dat het een cruiseschip is waarvan het dek heel hoog staat. ‘Dat ding staat veel te hoog!’ begint Gerard. ‘We wagen het erop. Meneer?’ De meneer die daar toevallig loopt kijkt in het rond, maar hij ziet niet wie hem roept. ‘Hier beneden. Kunt u ons aan boord nemen?’ ‘Hoe zou ik dat dan moeten doen?’ ‘Met een touwladder misschien?’ Toevallig ziet de leider-Honoor die touwladder. ‘Oke.’ De meneer pakt de touwladder en werpt hem uit. ‘Kom maar.’ De onvolwassen Honoren klimmen uit de handen van de leider-Honoor en uit de handen van Gerard en gaan als eerst op de boot, daarna komt de leider-Honoor en daarna Gerard.