Hoofdstuk 10: Onder zee

‘Nu moeten we alleen weten waar we heen moeten…’ zegt Gerard een paar meter onder water. ‘En hoe ben je van plan dat te doen?’ reageert een Honoor. ‘Nou, ik wil… Tja, wat wil ik eigenlijk? Ik heb geen plan. Weten jullie misschien iets?’ ‘Nee, wij weten niets.’ antwoord de leider-Honoor. ‘Misschien weet ik wel iets.’ zegt een kleine Honoor. ‘Misschien is hier wel een kompas of kaart in deze duikboot.’ ‘Ik denk het niet, maar we kunnen het proberen. Iedereen zoeken! Anders komen we niet verder! Hup hup hup!’ Ogenblikkelijk rennen Gerard en de Honoren allemaal door elkaar heen in de duikboot. Ze gaan van zus naar zo. Alles bekijken ze. Ook als het al duidelijk is dat er geen kaart of kompas ligt. Ze zijn moe, wanneer er nog maar op een paar plekken te zoeken valt. ‘We zijn bijna klaar. Nog even doorzetten.’ Maar niet iedereen luistert. Een paar Honoren stoppen al. ‘Kom op, ga nou niet bij de pakken neerzitten!’ ‘Hier staan geen pakken.’ ‘Tuurlijk. Je kent de uitdrukkingen niet van de mens. Ik zoek zelf wel verder met de Honoren die wel willen meehelpen.’ ‘Hee, jongens. Kom eens. Kijk eens wat ik heb gevonden.’ Alle Honoren kwamen bij hem staan. Als dié Honoor iets vind was het ook echt wat, vonden de Honoren. Gerard wist dit nog niet, dus hij stormde niet naar de Honoor toe. Hij liep langzaam dichterbij en keek toen over de Honoren heen wat de Honoor gevonden had. Het was een boek. Een heel oud boek. Gerard las wat erop stond; ‘Mijn logboek’. Toen begon een andere Honoor het nog na te lezen. ‘Mijn logboek… Wat is een logboek?’ Die vraag stelden heel veel Honoren zich toen. Gerard hielp ze een handje. ‘Een logboek is een boek waarin piraten hun avonturen in opschrijven. Dit logboek is vast veel geld waard!’ Daar schrokken alle Honoren van. ‘Kom, we kijken wat erin staat.’ De Honoor die het vond sloeg het logboek open. Niet op de 1e pagina, op een willekeurige pagina. De Honoor begon te lezen. ‘Bij ons schip heeft altijd een duikboot gehoord. Helaas zal dat niet lang meer zo zijn. De regering wil hem van ons afnemen en als reddingsboot op een cruiseschip gebruiken. De regering heeft nooit van me gehouden. En hier steunt hij me ookal niet. Toch zal ik er alles aan doen om die duikboot terug te krijgen. Hij is mijn maat. Hij heeft me zo geholpen al die jaren. Dit verdient hij niet. Dus is het terecht dat ik je terughaal.’ ‘Deze duikboot is dus van een piraat geweest.’ Toen had Gerard een idee. ‘En wat hadden piraten op hun schip?’ ‘Eh… bemanning? Een kapitein? Een roer? Eh… geef me een hint.’ ‘Weet je het echt niet? Oke dan, twee dingen. Het eerste ding rijmt op: volle vaart. Het tweede ding rijmt op: bloemenkas.’ ‘Eh…’ ‘Kom toch op. Als je het niet weet zeg ik het wel. Een kaart en een kompas.’ ‘Ooh…’ Hij wacht eventjes en dan schrikt hij. ‘Bedoel je dat hier ergens een kaart en een kompas zijn?’ ‘Ja!’ ‘Maar we hebben overal al gezocht! Waar is dat kompas dan?’ ‘Dat weet ik niet. Maar daar heb ik een trucje voor. Vraag jezelf af: ‘Wat is de meest voorspelbare plek om een kaart en een kompas te verstoppen?’ Gerard en de Honoren hoefden niet lang na te denken. ‘In het boek!’ begon een Honoor. En die had het dan ook helemaal goed. De Honoor die het logboek had gevonden bladerde het door en tussen 2 pagina’s vond hij de kaart. Maar geen kompas. ‘En het kompas? Dat moet hier toch ook zijn? Stom boek.’ De Honoor gooide het op de grond. Toen hij dat deed, viel het boek open op een bepaalde pagina. Dat was precies de goede. ‘Hee, het kompas!’ zei een Honoor toen. Alle Honoren juichten. Gerard pakte de kaart en het kompas en liep naar het stuur. ‘Oke, we zijn hier en we moeten hierheen varen. Welke kant is dat?’ Gerard keek op het kompas. Die wees het noorden aan. Daardoor kon Gerard weten welke kant hij op moest. ‘Die kant op… Oke, ik weet het.’ Gerard ging achter het stuur zitten en voer richting Afrika, omdat ze daar dicht bij waren.

Het ging een tijd goed, maar zag een Honoor iets engs door het raam. ‘Wat is dat precies voor engs?’ vroeg Gerard zich daardoor af. Een andere Honoor ging bij hem staan. Die schrok net zo erg. ‘Zal ik de duikboot even stilzetten en even komen kijken wat het is?’ ‘Nee, niet doen!’ ‘Waarom niet? Beschrijf het anders.’ ‘Het is… grijs… en… het is met… scherpe witte tanden… een… e-e-enge… vis…’ ‘Ik weet nog niet wat jullie bedoelen. Geef nog een kenmerk.’ ‘Het is… ook wel… een… begroeting in jullie… taal…’ ‘Bedoelen jullie een haai?’ ‘Ja…’ ‘Oh…’ het duurde even voordat Gerard de ernst in de gaten had. ‘EEN HAAI?!’ ‘Ja… d-d-dat zeggen we t-t-toch…’ ‘We moeten snel weg!’ Snel trekt Gerard aan een hendel. De duikboot gaat over op noodsnelheid. Helaas, de haai was snel genoeg. ‘DIE HAAI MOET WEG!’ ‘Als we aan wal komen kan die haai ons niet meer pakken, toch?’ ‘GOED NAGEDACHT!’ Snel vaart Gerard naar Afrika. ‘BIJNA! GA VAST BIJ DE DEUR STAAN OM UIT TE STAPPEN!’ Met volle vaart racet de duikboot naar Afrika. Het duurde niet lang meer. ‘Daar is Afrika! We zijn gered!’ Snel voer Gerard verder. Toen ging Gerard zo snel dat hij tegen land botste. ‘Afrika! Snel, stap uit! Deze boot gaat zinken.’ De klep van de duikboot ging open en Gerard en de Honoren kregen weer lucht. Snel stapten ze uit. De haai gooide zijn tanden dicht en open om ook maar in een beetje huid te kunnen happen. ‘Ga wat van de kant af, hij eet ons levend.’ zei Gerard zodat zijn vriendjes niet opgegeten zouden worden. De haai probeerde aan land te komen maar viel terug de zee in en zwom toen weg.